Hoe zo kleinschalige woonplek is voor demente niet nodig ?! Slaapzalen voor mensen met dementie! De uitdaging voor De TOUKOMST van Groningen

Een bijzondere titel met vervolgens een bijzondere inhoud las ik in het Dagblad van het Noorden van 5 maart 2020 (ben ik jarig en krijg ik zo’n cadeautje van mijn ochtendkrant maar dat terzijde) : “Kleinschalige woonplek is voor demente niet nodig”.

 

Eerst al ergernis door het woord “demente”. Zijn we het er nu nog niet over eens dat we niet meer van dementen maar van mensen met dementie spreken. “Je hebt de ziekte of de diagnose maar je blijft mens” volgens mensen met dementie zelf, hun naasten en hun belangenbehartigers. Journalisten blijven hardleers. Of dachten de “koppensnellers” bij de redactie “demente” is lekker kort en pas precies in de twee kolommen?


Maar, bij het verder lezen van het artikel vond ik de titel steeds meer passend bij de inhoud. De inhoud, de meningen of veronderstellingen zijn volgens mij ook “oud denken”.

 

Ik ben geen wetenschapper maar weet wel iets van het wonen, welzijn en zorg af. Meer dan 200 audits in verpleeghuizen leerden mij dat er grote verschillen zijn in visie en in realisatie van mogelijkheden als het thuis niet langer gaat. Nou ja, laat ik dan maar een wetenschapper vanuit de praktijk zijn.
En nu ik dit artikel heb geschreven, heb ik mijn eerste indruk ook bijgesteld; voortschrijdend inzicht bij mezelf maar ook hard nodig bij directies en staf van verpleeghuizen.
Daarom bedank ik het Dagblad van het Noorden voor dit cadeautje op mijn verjaardag. Immers, een artikel met “oud denken” en zich niet bewust van de nieuwe generatie ouderen, is een hart onder de riem van mensen die initiatieven nemen om het kleinschalig wonen echt inhoud en vorm te geven zoals het intrinsiek bedoeld is: een gewone woning of een bijzondere woonlocatie die midden in het dorp of wijk staat waar mensen met dementie wonen en leven zoals zij thuis gewend waren. Waar mensen werken die met aandacht welzijn (is er zijn en er toe doen) en veilige zorg geven! De hebben de monden vol van “dementievriendelijke samenleving” maar initiatiefnemers kleinschalig wonen doen het en hebben geen beleidsnota’s of voorlichtingscampagnes nodig.

 

Ik merk dat het kleinschalig wonen door mensen met dementie (te) weinig aandacht krijgt en daarom deze reactie op het dit artikel.
Het is niet bij een korte reactie op “passages” uit het artikel gebleven omdat ik er voor gekozen heb de iets bredere context te benoemen.
En als lezers met mij het kleinschalig wonen  – zoals het bedoeld is volgens de arts uit Haarlem, zie hierna – verder willen bekend maken of willen ontwikkelen, dan ben ik daar graag bij betrokken.

 

Maar eerst het volgende. Als je in een situatie van beginnende dementie terecht komt (van dichtbij ook zelf meegemaakt) dan stort de wereld in. Hoe vaak en
wat je er allemaal ook over gehoord hebt of gezien hebt. Het komt dan ook dichtbij jezelf.
Ook zullen de personeelsleden in de twee locaties van Dignis die genoemd worden in het artikel, hun uiterste best doen om mensen met dementie te ondersteunen. Van uit hen zelf, binnen de context van wat mogelijk is binnen hun locatie en de visie en exploitatiemogelijkheden van hun organisatie.

 

Ik ben ook niet tegen “grootschalige organisaties” maar als alleen dat aanbod er is, wat dan? En gaat u ook niet “huiveren” als u leest “die slaapzalen zijn eigenlijk best goed voor de mensen met dementie en is nog goedkoper ook”.

 

Wat is kleinschalig wonen?
In het artikel komt dat niet aan de orde. In verpleeghuizen is de trend ontstaan over te gaan naar kleinschalig wonen. Daarbij zie ik verschillen in het aantal per woongroep. Vaak begonnen met 8 maar oplopend tot 12 a 14. Ik woon in Groningen en ken De Enk en Blauwborgje. Als ik een vergelijking maak van deze twee locaties met kleinschalig wonen, dan is de vergelijking tussen De Enk en Blauwborgje het vergelijken van appels met appels.

 

Er zijn namelijk verschillen in kleinschalig wonen. Er zijn organisaties waarbij of door de oude staat van het gebouw of bezuinigingen, het kleinschalig wonen bestaat uit een groep van 10 tot 12 mensen; soms nog meer. Het valt mij  tegelijk op dat er ook grote organisaties zijn die het kleinschalig wonen inhoud en vormgeven door uit te gaan van maximaal 8 personen in een groep.
Ouderenarts Hans Houweling introduceerde in Haarlem al in de jaren zeventig het begrip “warme zorg” en het kleinschalig wonen voor verpleeghuizen: “Mensen met dementie raken de weg kwijt en zoeken gehechtheid bij een veilige moeder zoals kinderen dat doen”. Hij wees fixatie – het vastzetten van mensen met de Zweedse band – af. Hij was tegen het gebruik van te veel medicatie bijv. veel te veel Haldol om mensen rustig te houden (populair gezegd in mijn woorden en van een wethouder die ik spraak “platgespoten met Haldol”). Maximaal 6 personen met dementie per huishouden. Zes mensen kunnen om een tafel volgens hem, bij 8 mensen heb je een instelling.


En dat klinkt heel basaal maar we noemden “vroeger” mensen met dementie “kinds”. (Mijn beppe stak op een gegeven moment haar keuken in brand en liep van huis. Wij noemden dat “die is gek en is kinds geworden” en in het Gronings “die is van het padje af of is het padje kwyt).
Kortom, kinderen hebben aandacht en toezicht nodig. Dat lijken tegenstrijdige woorden maar aandacht is ook toezicht. Aandacht dat er goed gegeten wordt; aandacht dat er kinderen zich vermaken; aandacht dat kinderen op tijd op staan en naar bed gaan; aandacht dat kinderen zich ontwikkelen en hun eigen gewoonten zich eigen maken door ervaringsleren.
Allemaal aandacht wat ook tegelijk toezicht is. We noemen dat nu in ons “vakjargon” warme zorg of belevingsgerichte zorg.

 

Anneke van der Plaats (ook een wetenschapper) benoemt dat als volgt: “Na de verhuizing of opname probeer je je leven zoveel mogelijk voort te zetten. Natuurlijk zijn er ook huisregels en spelregels waar je je aan moet houden. Je komt in een andere omgeving met andere mensen waar je toch zoveel mogelijk jezelf wilt blijven. Mensen met dementie worden in toenemende mate afhankelijk van prikkels uit de omgeving. De prikkelverwerking in het brein is verstoord.
Hierdoor kan iemand zijn gedrag niet meer uit zichzelf sturen. Het gedrag van mensen met dementie wordt dan ook volledig bepaald door de omgeving.
De omgeving bestaat uit:
1.de fysieke omgeving: architectuur, de bouw en inrichting van het gebouw, de huiskamers, de buitenruimte, sanitaire ruimtes, de gangen, beleefplekken, licht en geluid.
2.werkprocessen: de broodmaaltijd, de warme maaltijd, tijdsbesteding, dagstructuur en zingeving;
3.communicatie en bejegening van – en met mensen met dementie en collega’s.
Deze punten hebben ook samen invloed op het welbevinden en het welzijn van mensen met dementie.
Veel verpleeghuisorganisaties hebben gekozen voor grootschalige locaties met kleinschalig wonen met een eigen definitie zodat het begrip KSW een eigen leven is gaan leiden. Volgens mij nog te weinig integraal vanuit de samenhang tussen de 3 elementen die Anneke van der Plaats benoemt.

 

De langdurige zorg moet anders
We weten dat het aantal ouderen toeneemt en dat we ook statistisch gezien langer leven. Het is ook zo dat ouderen vitaler zijn dan vroeger. Ook het aantal mensen met dementie toe. In welke mate daar zijn de wetenschappers het ook nog niet over eens. Wetenschappelijk onderzoek toont ook aan dat door de toenemende aandacht voor preventie (gezonde voeding, bewegen e.d.) maar ook door de bewustwording en het handelen daar naar, er geen “tsumani” van dementie ontstaat zoals een wetenschapper dat publiceerde.

 

Er is in Nederland veel onrust over de langdurige zorg. Is die wel beschikbaar wanneer dat nodig is? Zijn er voldoende handen aan het bed? Is de kwaliteit op niveau? Is er genoeg aandacht voor eenzaamheid? Hoe blijft de zorg betaalbaar?

 

In landen als Denemarken, Finland en Zweden verblijven naar verhouding veel minder ouderen in verpleeghuizen. Zij wonen in hun eigen woning en krijgen ondersteuning wanneer dat nodig is.
In Scandinavië is al decennialang het beleid om het mogelijk te maken dat je je eigen leven kunt leiden en daar zelf de baas over kunt zijn, ook als je hulpbehoevend bent. Waar we in Nederland het ‘zorgen voor kwetsbare ouderen’ de nadruk geven, is in Scandinavië het ¬uitgangspunt om te organiseren dat ‘ouderen voor zichzelf kunnen zorgen’.
Wanneer iemand in Denemarken een hulpvraag heeft, oud of jong en gehandicapt, gaat de gemeente met de betrokkene eerst kijken welk leven hij of zij wil leiden. Daarna wordt – vaak zeer intensieve – hulp ingezet om de betreffende persoon te helpen zoveel mogelijk zelf te doen.
Dat gebeurt niet alleen door het huis aan te passen en technische hulpmiddelen in te zetten, maar vooral ook via revalidatie van verloren functies. Wanneer het evenwicht verloren gaat, wordt de cirkel van inventarisatie, aanpassing, training en loslaten opnieuw opgestart.
In Scandinavië is er een rijke schakering van woonvormen tussen eigen huis en het verpleeghuis. Het zijn woningen of appartementen, veelal geschakeld in kleinere complexen waar mensen met elkaar voorzieningen kunnen delen

 

Nog een wetenschapper namelijk Guus Schrijvers: “ In 2030 zijn er een 104 grote verpleeghuizen nodig of 1040 kleinschalige woonvoorzieningen voor ouderen of mensen met dementie. Bij continuering van het bestaande beleid, inclusief de sterkere nadruk op de eerste lijn, moeten er tot 2030 tenminste 104 verpleeghuizen voor 200 bewoners bij komen. Of wie kleinschalig denkt, 1.040 voor 20 bewoners”. Ik voeg daar aan toe dat het nog kleinschaliger kan.

 

De verpleeghuizen van nu en in de toekomst
We zien nu al dat de “populatie” in een verpleeghuis verandert. “Vroeger” kwam je alleen in een verzorgingshuis als je alles zelf nog kon doen! Er is sprake van meer complexe zorg. De “populatie” bestaat steeds meer uit mensen met dementie of mensen met ernstige somatische problemen.
De “doorstroomsnelheid” neemt ook toe. Er zijn situaties bekend dat mensen na opname binnen 3 of 6 maanden zijn overleden (ook zelf meegemaakt). Mensen denken aan een scenario dat verpleeghuizen min of meer de nieuwe hospices worden.
Daarom is de conclusie of de vraag van Jeroen Kok ook wel terecht “kunnen mensen nog gevraagd worden mee te helpen met koken”.

 

Een persoonlijke ervaring tijdens een audit waarbij we ook moesten letten op risico’s. Een man zat aardappelen te schillen met een heel scherp mesje – en ik weet uit ervaring omdat ik als klein jongetje ook veel emmers aardappelen heb geschild, dat een scherp mes dan handig is – en een uur later nog. Toen ik vroeg of dat niet gevaarlijk was, kreeg ik als reactie “nee, bij hem niet omdat hij van zijn vrouw dat al 15 jaar heeft moeten toen; het is zijn gewoonte en hij schilt nog dun ook”! Kortom, een “eye-opener” hoe je eerst denkt over een “doelgroep” en dan pas op het niveau “mens”. Zij waren nagegaan wat hij kon, wat zijn gewoonte was, welke risico’s beheersbaar waren en tegelijk “belevingsgerichte zorg, kosteneffectief omdat hij meer “aardappel over hield “ en geen activiteitenbegeleider nodig (besparing in personeelskosten).

 

Daarom herken ik ook helaas de opmerking van Jeroen Kok over de reacties van het personeel op de zoon die met zijn moeder naar de bioscoop was geweest. Het komt blijkbaar nog te vaak voor dat personeel of door tijdgebrek of onvoldoende geschoold of onvoldoende intrinsiek betrokken en dergelijke reactie geeft.
Hebben mensen een leuke dag en dan mag dat eigenlijk niet; heel bijzonder ! Natuurlijk zijn er ook verwachtingen van familie die op een mooie en wat langere ontmoeting rekenen met hun vader of moeder. Maar, je kunt van mensen met dementie nu eenmaal niet verwachten dat zij aan die verwachtingen kunnen voldoen! Ook op dat punt behoort er goede voorlichting te zijn.
Kortom, het vraagt niet alleen nadenken over gebouwen en “slaapzalen” maar het gaat volgens mij vooral om cultuur en gedrag in onze relatie met mensen met ander gedrag. Zij kunnen zich niet aanpassen; wij wel!

 

Kortom, waar willen we naar toe en hoe doen we dat?
Gaan we een rekenkundige exercitie doen namelijk 104 grote verpleeghuizen extra? Of zoals Jeroen Kok stelt “terug naar de slaapzalen”.
Dan weet ik nog wel een paar doelgroepen zoals mensen met een lichamelijke of verstandelijke handicap, ook maar weer op slaapzalen?
Terug naar de bossen en zo deze mensen en ons zelf vervreemden van een inclusieve samenleving?

 

Nog een wetenschapper namelijk Anne Mei The:
“De Sociale Benadering Dementie vloeit voort uit langdurig onderzoek naar de leefwereld van mensen met dementie en hun naasten. Daaruit blijkt dat er een kloof is tussen de behoeften van mensen met dementie en hun naasten en het aanbod.
In het huidige aanbod ligt de nadruk op medisch georiënteerde ondersteuning, en die is nodig en zinvol. Betrokkenen ervaren echter nog vaak een leemte als het gaat om ondersteuning op universele menselijke behoeften die door de ziekte onder druk komen te staan.
Er is dringend behoefte aan een breder interpretatiekader, een socialere benadering, die niet alleen de ziekte omvat maar ook de impact op de persoonlijke leefwereld van mensen met dementie en hun naasten. Een benadering met ruimte voor een ander type vragen die een ander type antwoorden vergen.
De Sociale Benadering Dementie biedt een breder interpretatiekader van alles wat er rondom de ziekte gebeurt. Het leven van mensen met dementie wordt bepaald door de wisselwerking tussen de ziekte en de leefwereld. Deze voortdurende wisselwerking noemen we de Sociale Benadering Dementie”.
Uit haar onderzoek blijkt dat mensen langer thuis kunnen blijven wonen. Door hogere investeringen en inzet vanuit het Sociale Domein, is uitstel van opname in een verpleeghuis mogelijk met aanzienlijke besparingen in de kosten voor verpleeghuizen.

 

Echter, in Nederland hebben we een bijzonder stelsel wet- en regelgeving. Langer thuis wonen is vooral geregeld in de Zorgverzekeringswet (verpleging en verzorging thuis – Zorgverzekeraars) en de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) voor huishoudelijke hulp, dagactiviteiten, vervoer, mantelzorgondersteuning e.d). Mantelzorg kreeg van Clemence Ross (opdracht VWS om respijtzorg “aan te jagen” zodat mantelzorgers het langer vol kunnen houden) extra aandacht. Een mooie kans voor de gemeenten in Groningen om waar het goed gaat vanuit de gemeenten met de Steunpunten mantelzorg, het nog beter te gaan doen en bij andere gemeenten “zo hoort het en zo gaan we het doen”. Technologie en domotica werken ondersteunend.
Echter, extra middelen uit de WMO en ZVW leiden tot een kostenverhoging bij zorgverzekeraars en gemeenten en tot besparingen in de WLZ (Wet Langdurige Zorg).

 

Ik vind het ook geen doel op zich dat mensen thuis blijven wonen. Ik lees ook dat mensen te lang wachten voordat zij naar een verpleeghuis gaan.
Een open deur vind ik dat. Ik ken niemand die niet graag zo lang mogelijk in zijn eigen vertrouwde huis en omgeving blijft wonen. Daarom toch heel logisch dat je dat zo lang mogelijk uitstelt?! Of ben ik daarin de enige?
En wie zijn wij of als buurman of als arts dat we eigen regie of eigen verantwoordelijkheid niet bij de mensen zelf laten? Natuurlijk, er zijn altijd uitzondering als de veiligheid van iemand zelf of anderen in het geding is.

 

Langer thuis blijven wonen? Ja dat kan. Mits, we er voor zorgen dat “van onder op” er voor zorgen dat gemeenten met ouderen zelf in gesprek gaan wat hun woonwensen voor de toekomst zijn.
Dat vraagt ook van de jonge ouderen zelf dat zij gaan nadenken over hun woon carrière. De gemeenten zijn samen met de ouderen aan zet! De rol van woningcorporaties is daarbij dat zij zorgdragen voor goede huisvesting van hun primaire doelgroep namelijk de mensen met laag inkomen.

 

En als het thuis niet meer gaat?
Ik ben er voor dat er een aanbod behoort te zijn waar mensen uit kunnen kiezen. Daarbij is en blijft het zo dat er niet altijd een plek kan zijn als je na het herstel van een crisis een plek nodig hebt of bij een crisis thuis er geen plek is. We kunnen niet verwachten dat er te veel “lege bedden” langdurig zijn.
Er zijn “hofjes” waarbij De Knarrenhof vooral in het nieuws is maar er zijn ook voorbeelden van ouderen zelf die samen een “hofje” gaan realiseren.

 

Er zijn in Groningen “zorgzame dorpen” van waaruit initiatieven ontstaan.
In Groningen is Het Buytenhuis: een nieuwe vorm van wonen met zorg voor mensen die niet meer zelfstandig thuis kunnen wonen maar zich wel ergens thuis willen voelen. In Warffum loopt het initiatief Het Groene Gasthuis als kleinschalige voorziening voor mensen met dementie. In Groningen is Residentie Buitenzorg, kleinschalig met cultuurspecifieke zorg. In Groningen en Wagenborgen zijn woningen van Waardig Wonen waar 4 a 5 mensen met dementie wonen.

 

Bijzonder dat Jeroen Kok in zijn onderzoek geen vergelijking heeft gemaakt zijn verpleeghuizen en deze vormen van wonen.
Het zijn vormen van wonen. En daarmee bedoel ik dat met “wonen” je de essentie raakt.
In een verpleeghuis wordt je opgenomen. Bij deze vormen van wonen verhuis je naar een andere woning. Natuurlijk, woon je daar met anderen samen. Maar dat kun je bijna vergelijken met een studentenhuis.
Iedereen heeft zijn eigen normen en waarden maar je woont als het ware samen in een gezin.
Toezicht bestaat wel maar wordt dan aandacht genoemd. Mensen blijven ook taken doen zoals zij thuis ook al deden. En, als ik verhuis van de wijk De Hunze naar De Wijert verander ik toch ook niet mijn gewoonten zoals tijden van opstaan, het goed aardappel kunnen schillen, af en toe goed sjagerijnig zijn e.d.

 

Laat onverlet dat ik bij de 200 verpleeghuislocaties die ik tijdens de audits heb bezocht ook een 5-tal heb genoteerd waar ik wel naar toe zou willen.
Slaapzalen zoals Jeroen Kok zegt? Nee toch maar niet. Wel goed wonen, een leuke dag, goed en smakelijk eten, zorg voor mijn veiligheid; meer is niet nodig. Sluit mij ook maar niet op. Geef mij maar een GPS-polsalarm zodat ik eventueel traceerbaar ben.
En, als ik dan een weg oversteek en in het ziekenhuis overlijdt, dan is dat mijn keuze. We gaan toch niet alle risico’s uitbannen die bij het leven horen? En wie ben je dan als arts door te zeggen dat “we te veel uitgaan van gezonde mensen” die vinden wat goed is?

 

Wat willen en kunnen ouderen daarbij zelf doen?
Oudere mensen – zonder mensen te kort te willen doen – die opgegroeid zijn met het “traditionele verzorgingshuis” hebben er aan moeten wennen dat het “traditionele verzorgingshuis” niet meer bestaat.
De functies van het verzorgingshuis zie ik terug in de wijken en dorpen waarbij vooral aandacht, belangstelling en ontmoeting een randvoorwaarde is.
Het vraagt van “jonge ouderen” – stel tussen de 60 en 75 jaar – dat zij al gaan nadenken over hun woon carrière. Bijzonder dat mensen wel hun loopbaan plannen maar niet hun “woon carrière ”.
Ook vraagt het van ouderen zelf – en desnoods maar afspreken met familie of bij de notaris vastleggen – hoe zij willen blijven leven als zij naar een verpleeghuis gaan (en dan heb ik het niet eens over euthanasie maar over het leven van alledag).
Het vraagt van ouderen dat zij ook in gesprek gaan met andere ouderen en gemeenten; net zoals bij langer thuis kunnen blijven wonen.

 

Nog meer wetenschappers:
De Raad van Ouderen ( advies orgaan door Minister Hugo de Jonge eind 2028 ingesteld omdat hij meer adviezen van ouderen zelf wilde) bracht al een advies uit een landelijke bewustwordingscampagne te gaan houden dat ouderen betekenisvol voor de samenleving kunnen zijn maar ook zich beter moeten voorbereiden op hun “woon carrière”  in de 3de en 4de levensfase.
Een recent onderzoek van Actiz wijst uit dat veel ouderen dat niet doen en in mijn worden “vertrouwen hebben in de verzorgingsstaat van Drees of als het zover is, dan wordt er vast wel voor mij gezorgd”.

 

Ik zie ook om me heen – en onderbouwd door wetenschappers – dat er steeds meer ouderen zijn die naast de AOW een aanvullend pensioen hebben. Er blijven ouderen met een karig AOW-tje maar ik kan de inkomensongelijkheid niet oplossen.

 

Even een uitstapje naar de “doelgroep mensen met een handicap”. Vanuit mijn eigen loopbaan heb ik na de realisatie van de Fokusprojecten (mensen met een lichamelijke handicap) en ook later bij ouders van mensen met een verstandelijke handicap gezien dat zij hun eigen regie en verantwoordelijkheid pakten. Zij zagen opname – zo werd dat ervaren – in een grootschalige voorziening en toen vaak nog op afgelegen locaties, niet zitten maar wilden deel uit blijven maken van de SAMENleving.
Het heeft geleid tot kleinschalige vormen van wonen die een kostenvergelijking met grootschalige voorzieningen kunnen doorstaan.
Fokus met 12 a 15 woningen verspreid in de wijk met 24-uurs 7 dagen per week op afroep beschikbare assistentie ontstond in de periode dat Het Dorp in Arnhem ( grootschalig, afzonderlijk terrein met 400 mensen op 1 locatie vanwege hun handicap) terwijl nu het beleid is Het Dorp om te vormen tot een inclusieve wijk. Tja, soms duurt het even. Maar alles heeft zijn tijd en past bij de tijd waarin we leven.
Bij mensen met een verstandelijke handicap ontstonden de Thomashuizen. Later ook De Herbergier voor ouderen.
Andere particuliere – soms bijna profit –  organisaties komen met concepten voor mensen met dementie zoals Dagelijks Leven, Het Gastenhuis, Stepping Stones en Wonen bij September.
Daarbij valt mij ook op dat deze organisaties ook hun best doen dat er 1 of 2 mensen met dementie en alleen AOW kunnen wonen. De solidariteit niet bij overheid geregeld.

 

De uitdaging voor De TOUKOMST van Groningen
In de Provincie Groningen zie ik meer en meer initiatieven voor en door ouderen en ook mensen met dementie maar mijn indruk is dat we “achter lopen” bij andere provincies. Het mag van mij een “tandje hoger”. Ook omdat planvoorbereiding en realisatie niet binnen 6 maanden geregeld kan zijn – uitzonderingen daar gelaten – maar vaak jaren kost.
Ik blijf vinden dat er keuzemogelijkheden moet zijn en dat de mensen met aanbod krijgen wat zij verdienen. Dat betekent ook als (jonge) ouderen niets doen we ook niet moeten klagen dat er te weinig vraaggericht aanbod is.


Handen uit de mouwen dus! En tegelijk, gemeenten maken woonvisies.
Gemeenten, bekijk het nu eens niet sec op een woning maar ook op vormen van wonen met welzijn en zorg als het thuis niet meer gaat.


Grootschalige locaties kun je niet in elke wijk of dorp hebben. Wat je wel in je beleid – en dan ook doen! – kunt opnemen vormen van wonen die kleinschalig zijn (particulier initiatief of in de jaarlijkse prestatie afspraken met woningcorporaties) zodat mensen kunnen blijven wonen of gaan wonen in eigen dorp of daar dichtbij als het thuis niet langer gaat.

 

Blijf daarnaast vooral ook voorlichting geven over “langer thuis wonen” en laat ouderen ruiken en proeven aan domotica en technologie.
Maak daarbij overigens ook duidelijk “Nieuwe technologie en domotica als inzet bij langer thuis kunnen blijven, wie gaat dat betalen”. Ook hier weer “kostenreductie bij de WLZ Wet langdurige zorg) en mogelijk kostenverhogend ZvW of WMO ?

Be the first to comment

Leave a Reply

Your email address will not be published.


*


This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.